maandag 25 mei 2009

Westkust van Corsica

De baai van Calvi is een perfecte plek om uit te rusten van de nachtelijke overtocht. Zondag 17 mei 2009, spoelen we na het ontbijt de brakheid van ons af door een duik te nemen in het water. We treffen het overigens met het weer: tot nu toe hebben we maar twee regenachtige dagen gehad (in Port Saint Louis en in Nice). De temperatuur overdag is aangenaam, warm tot zeer warm en het zeewater is warmer dan aan de Cote d’Azur (waar Frederiek bij Ile de Porquerolles een eerste zwemactie ondernomen had). Vanuit de kuip laten we de omgeving op ons inwerken: uitzicht op besneeuwde bergtoppen, groene, rotsachtige heuvels, strand met naaldbomen in karakteristieke vormen, de citadel van Calvi en het stadje (huizen die stijl oplopen en een kerkje) met de haven en promenade ervoor. Bij aflandige wind ruiken we de marquis waar Corsica bekend om staat (struikgewas dat een bepaalde bloemige geur verspreidt en waar wij soms van moeten niezen). Wat ons opvalt, is dat het veel rustiger is in Corsica (zowel op het water als aan wal), dan in Frankrijk, waar veel meer Fransen het water opzoeken. In de baai van Calvi liggen we met vijf andere boten op ruime afstand van elkaar. We komen tot nu toe geen andere Nederlandse boten tegen. Veel boten varen onder de vlag van Guernsey (dus niet de Engelse zoals eerder vermeld). Als we binnen gehoorsafstand van deze boten komen, horen we uiteenlopende talen van Italiaans tot Duits. Erik denkt dat het misschien te maken heeft met een belastingtruc. Ook vangen we uiteenlopende talen op vanuit gehuurde boten, die de Franse vlag voeren. Een enkele keer komen we Scandinaviërs tegen.

Maandag 18 mei 2009 gaan we Calvi verkennen. In Nice hebben we een nieuwe breekpen voor de buitenboordmotor gekocht (en één reserve) en we hebben nu de luxe om met de dinghy (bijboot) op de motor naar de wal te varen. Dat is prettig, omdat het strand en het aangrenzende water is afgebakend door betonning, waar wij achter liggen en we daarom wat verder van de kust afliggen. In het begin vond ik het een raar idee om de bijboot dan zomaar ergens achter te laten (je kunt ‘m namelijk niet echt vastbinden en op slot zetten zoals een fiets). Maar aangezien iedereen dit zo doet en het schijnbaar meestal goed gaat, heb ik er ook geen moeite meer mee (waarschijnlijk zat 20 jaar Amsterdam nog in mijn systeem). Wel doen we een speciaal slot op de motor zelf en halen we het ontstekingsmechanisme eruit (je moet het ook niet te makkelijk maken voor kwaadwillenden).

Calvi blijkt een leuk plaatsje te zijn. Weliswaar ingesteld op toeristen, maar kleinschalig en in deze periode is het er nog niet druk. We drinken een kop koffie, slenteren door de straatjes van de citadel en hebben mooi uitzicht op de baai waar we onze boot zien liggen. Op de terugweg zien we een hele grote supermarkt, die ook nog eens op loopafstand van de bijboot ligt (de bijboot ligt in de buurt van een verhuurder van waterbootjes). Erik koopt in deze Makro-achtige supermarkt een zwembril, snorkel en zwemvliezen, omdat het handig kan zijn om af en toe eens onder de boot te kijken of alles nog in orde is (later haalt hij inderdaad een stukje vissersnet uit de schroef). Verder kopen we flessen drinkwater. Het water in de tanks aan boord drinken we liever niet, omdat we enerzijds het water niet vertrouwen en er anderzijds mogelijk bacterievorming in de watertanks kan ontstaan. Overigens hebben we, met 200 liter in de tank voor in de boot en 220 liter water achterin, meer dan genoeg water voor een ongeveer een week achtereen.

Dinsdag 19 mei 2009 vinden we het tijd om verder te varen langs te westkust. We hadden gehoopt bij het tankstation in de haven van Calvi nog water te tanken, maar dat is tot woede van Erik niet mogelijk. Met een zeer zwakke wind uit het westen, zijn we gedwongen om te zeilen op de motor, om nog enigszins vooruit te komen. Om 13.00 uur ’s middags is er iets meer wind en zetten we de motor uit: wat een rust en een mooie kustlijn! Op grootzeil en Genua zeilen we langs de baai van Girolata, een beschermd natuurgebied, dat groen en rotsachtig is en op de achtergrond zien we nog steeds de besneeuwde toppen. Bij het ronden van Cap Rossu moeten we om 15.00 uur toch weer de motor aanzetten. We willen naar de Golfe de Sagone en kunnen gelukkig wel weer op zeil deze baai invaren. Het valt ons op dat zodra we een baai invaren, we weer wat meer wind hebben. Aangezien er geen wind op zee is, hebben we in de baaien nauwelijks met deining (golven) te maken, wat natuurlijk een prettige bijkomstigheid is.

In de gids ‘Plans pratiques des ports’ (met allerlei informatie over de Franse en Corsicaanse havens in de Mediterranee en gratis verkrijgbaar bij de meeste capitaineries) had Frederiek gezien dat er in de baai van Sagone een haventje was en ankermogelijkheden. De haven bij Cargese trok ons niet erg aan en leek ons te ondiep, dus besloten we verderop in de baai voor anker te gaan bij het plaatsje Sagone. Er lagen wat boeien, waar je aan kon meren, maar die leken meer voor lokale boten bestemd te zijn. Een paar andere boten en wij ook, hadden het

anker uitgegooid, wat prima ging omdat het een zanderige grond was. Met de bijboot gingen we meteen naar de wal om een wandeling door het dorp en over het strand te maken. We meerden met de bijboot aan bij de ‘haven’ van Sagone, wat niet echt een haven is, maar meer een soort werkplaats. Daar bevonden zich wel een paar restaurantjes, die er aardig uitzagen, maar niet echt goedkoop waren. Het dorp bestond uit één brede weg met aan beide kanten lege winkels en pizza-achtige tenten die merendeels leeg waren, omdat er nu nauwelijks toeristen zijn.

Over het strand wandelden we weer terug naar de bijboot en speelden we nog even met een 2,5 maand jonge puppy. In de avondzon aten we in de kuip onze zelfgemaakte burrito´s en vonden het leven goed zo!

Het kan ook wel eens minder goed uitpakken. Woensdag 20 mei 2009 voeren we rond 11.30 uur weg uit Sagone op grootzeil en Genua (in de baai eindelijk wat meer wind waardoor we een snelheid van 8 knopen haalden, later helaas weer minder wind) richting Ajaccio, waar we om ca. 18.00 uur aankwamen. Ajaccio heeft twee havens, namelijk Tino Rossi (dit blijkt een acteur te zijn) en Charles Ornano. Aangezien Tino Rossi het dichtst bij het centrum ligt, kozen we daarvoor. Via de marifoon kregen we contact met de havenmeester die ons een steiger en boxnummer toewees. Dit bleek een plek te zijn die vlak bij een tankstation lag en bij de kade, waar ook diverse pubs zaten. Ondanks dat we dit keer konden aanmeren aan een steiger, ging het niet vloeiend. Er was weinig ruimte om in te draaien met de boot. Een man wilde ons helpen door de lijnen aan te nemen (aardig natuurlijk), maar liep eigenlijk in de weg (het was een hele smalle steiger langszij). Frederiek kon er niet tijdig van afspringen om de boot voor bij de boeg tegen te houden. Een lichte ‘touchdown’ van de boeg tegen de steiger voor was het gevolg, maar gelukkig geen schade. Het bleek ook nog eens de duurste haven te zijn die we tot nu toe hebben meegemaakt (36 euro). In de gids stond dat er wifi zou zijn, maar dat bleek ook niet te kloppen, dus geen internet tot onze beschikking! Dan maar de stad in: deze was lawaaierig, vol met auto’s en de musea (Bonaparte huis en Fesch museum) waren al dicht. Nadat we terug op de boot een borrel hadden genomen om van dit alles bij te komen, zijn we uit eten gegaan bij een tentje dat Frederiek eerder gespot had (Il Paveraggo of iets dergelijks: als je met met je gezicht naar het office de tourisme toe staat en je de straat verder naar rechts volgt, is het ongeveer het derde restaurant dat je tegen komt). Dit bleek een goede keuze te zijn, want we hebben echt heerlijk gegeten (Erik zelfgemaakte ravioli en Frederiek een vis genaamd ‘loup’ met een heerlijke risotto en gegrilde groenten). Dit etentje heeft eigenlijk ons bezoek aan Ajaccio weer een beetje goed gemaakt, want zoals we al verwachtten, hebben we slecht kunnen slapen a.g.v. luide muziek uit de pubs en geklots van golven tegen de steiger.

Donderdag 21 mei 2009 verlaten we tussen de middag het warme Ajaccio. Aanvankelijk dachten we nog de trein naar het bergdorpje Corte te nemen, maar dat was qua treintijden niet handig (ook omdat het Hemelvaartsdag was). We zijn er niet rouwig om, omdat er een lekker windje staat en we met 6 knopen snelheid de baai van Ajaccio kunnen uitstuiven. We dachten dat we de boot op de automatische stuurpiloot hadden gezet, maar dat bleek niet het geval te zijn: de boot bleek zichzelf al 10 minuten te sturen. Dat klinkt griezelig, maar het betekent juist dat de boot super in balans is (de mast en zeilvoering zijn goed afgesteld, dankzij Erik)! Om 14.30 uur is de wind helaas weer weg. We zijn op weg naar de volgende baai in het zuidwesten van Corsica, namelijk de baai van Valinco. Fre heeft namelijk in een oude Marco Polo reisgids gelezen dat het bij Porto Pollo rustig en mooi is. Bij het invaren van deze baai, zien we een groep dolfijnen. Ze zijn niet heel dicht bij de boot, maar we kunnen ze met het oog heel goed onderscheiden en met de verrekijker nog beter. Het blijft toch iets bijzonders, deze mooie dieren! Bij het naderen van Porto Pollo moet je ruim om een stel uit het water stekende rotsen varen. Porto Pollo kent een klein haventje (te klein om in de eerder vermelde gids te staan). We kunnen (gratis) aanmeren aan één van de boeien die her en der in het water liggen. Daar moet je dan een landvast doorheen halen die je op de bolders voor vastzet. Gezien de rotsachtige bodem, is dit ook geen plek om een anker uit te gooien. Porto Pollo blijkt te bestaan uit een smalle strandstrook in het groen met wat onopvallende huisjes en hotels voor toeristen, die er echter niet of nauwelijks zijn. Ook bevindt zich een super marché aan het strand, dus perfect om met de bijboot even wat boodschappen te gaan doen. Het bevalt ons daar zo goed (rust, vogels die fluiten, geur van marquis, water om in te plonzen), dat we besluiten er de volgende dag (het is dan over de 30 graden Celsius) ook te blijven. Helaas slapen we de tweede nacht een stuk minder lekker, want we hebben nu wel last van deining. Het is trouwens aardig om in Porto Pollo rond te lopen; het heeft een verzorgdere uitstraling dan Sagone. We komen erachter dat er een hotel is (Eucaliptus) met een tennisbaan die voor iedereen te huur is. Verder is er een koffietentje (Les Oliviers), waar je van internet gebruik kunt maken. Wij komen er helaas te laat achter, maar hopelijk heeft degene die dit leest hier ooit nog eens baat bij!

Zaterdag 23 mei 2009 zetten we onze tocht langs de Corsicaanse westkust, zuidwaarts voort. Omdat we aan Ajaccio enige ‘stadvrees’ hebben overgehouden, willen we het liefst weer in een baai voor anker gaan. Een baai bij Cala de Tizzano ziet er veelbelovend uit, maar met de verrekijker ziet het er toch wat apart uit (alleen wat motorboten aan een moringlijn liggen). De volgende baai ziet er nog idyllischer uit, namelijk golfe de Roccapina. We varen deze baai zelfs in, maar het blijkt te rotsachtig en te ondiep te zijn. We varen daarom door naar een baai met een havenplaatsje dat ook in de gids ‘Plan pratiques des ports’ staat, genaamd Port de Pianottoli-Caldarello in de Baie de Figari. We hebben de pech dat op dit stuk de wind pal tegen staat, dus moeten op de motor er flink doorheen beuken. Bij het aanvaren van de baai van Figari moet je goed opletten op rotsen die her en der uit het water steken, deels gemarkeerd, maar niet altijd. Erik zag een ondiepte die zelfs niet op de kaart stond. De baai zelf is enorm lang, de haven ligt helemaal aan het einde van den baai, aan het begin van een riviermonding. Het is mogelijk om aan te meren in het kleine haventje, maar gezien de harde wind die er staat, kiezen wij ervoor om voor anker te gaan voor de steigers, zoals ook drie andere boten hebben gedaan. We moeten goed letten op de diepteverschillen, maar uiteindelijk liggen we perfect en hebben we een heerlijk rustige nacht zonder deining. De natuur is prachtig en blijkt onderdeel uit te maken van een beschermd gebied. We gaan met de bijboot naar de steiger en maken een avondwandeling naar een strandje waar wij de enigen zijn. Pas na 19.00 uur begint het wat minder warm te worden (overdag hebben we met tropische temperaturen te maken).

De volgende dag vertrekken we (na van het thuisfront gehoord te hebben dat het in Nederland ook erg warm is), richting Bonifacio. We kunnen de gehele 12 mijl op zeil varen (ca. windkracht 4 à5 Beaufort) en op het water is het heerlijk (koel) vertoeven. Het aanvaren van Bonifacio overtreft onze verwachtingen. De citadel ligt namelijk hoog boven op krijtrotsen en in de krijtrotsen lijken allerlei kloven te zitten waar we zelfs een boot zien invaren. Om bij de haven te komen, moeten we naar het einde van de nauwe inham varen. Frederiek krijgt geen contact met de capitainerie, dus we besluiten aan te meren aan een steiger waar andere passantenboten liggen. Later blijkt dat de capitainerie in het weekend, ’s middags pas vanaf 16.00 uur open gaat. Evenals bij Ajaccio liggen we in de buurt van een promenade met eettentjes, maar de sfeer is veel prettiger en het is er veel rustiger. Omdat de zon erg warm is, spannen we op dit soort momenten het zonnezeil over de giek, waardoor het draaglijk is om in de kuip te zitten.

In de namiddag maken we een wandeling naar de citadel, een steile klim, maar we worden beloond met een prachtig uitzicht op de krijtrotsen aan de ene kant en de haven aan de andere kant.

Bonifacio is op onze heenreis naar Griekenland onze laatste stop in Corsica. Op de terugweg zullen we waarschijnlijk de oostkust van Corsica aandoen. Nu gaan we ons opmaken voor het verkennen van het volgende eiland, namelijk Sardinië.

1 opmerking:

  1. Nou, hier had pa dus iets geschreven ter waardering en met trots aan jullie. Maar we vinden het niet terug, dus hierbij nog een blijk van bewondering en vreugde en groeten van jullie pa, alias Karel en mij, (mam)

    BeantwoordenVerwijderen