Donderdag 25 juni 2009 varen we richting het ca. 60 mijl, in de bal van de voet van de laars van Italië, gelegen Crotone. We gaan eigenlijk wat te laat weg (10.15 uur, na eerst nog op de internethangplek van de haven van Roccella Ionica geweest te zijn) , maar we verwachten een lekker windje. Die wind is er ook, maar komt niet helemaal uit de juiste hoek (schuin van achter), waardoor we in combinatie met golfslag, een ‘bumpy ride’ krijgen. We kunnen daardoor onderweg weinig anders dan de weerelementen over ons heen laten komen. Op een gegeven moment ziet Fre iets bewegends in het water naar ons toe komen zwemmen, hoera, het zijn weer de dolfijnen! In het ruige water zwemmen ze een poos met ons mee, wat een leuke onderbreking van de lange tocht van 10 uur is. Om ca. 20.15 uur varen we de oude haven van Crotone binnen. We worden door een druk gebarend mannetje gewezen op een aanmeerplek. Eenmaal aangemeerd krijgen we te horen dat dit 45 euro kost. Een Nederlands stel dat toevallig langs wandelt, vertelt dat je in de nieuwe haven even verderop, gratis aan de kade kan liggen. Dan toch maar de boot verplaatsen, want van dat geld gaan we liever een keer uit eten. Het mannetje baalt en gaat nog in prijs naar beneden tot 40 euro, maar we vertrekken weer. In de nieuwe (handels) haven, zien we inderdaad twee boten aan een kade liggen, maar er is geen geschikte plek meer voor een derde boot i.v.m. een enorm vrachtschip dat er ook ligt. Het is inmiddels donker aan het worden en de enige plek die aan de kade over is, ziet er (met stenen die onder de kade uitsteken) niet betrouwbaar uit (de zaklamp komt hierbij goed van pas). We sluiten ons daarom aan bij twee andere boten die aan het begin van de nieuwe haven, naast een soort dijk voor anker liggen. Dit blijkt een rustige plek te zijn, maar het betekent wel dat we niet meer aan wal gaan en het uitsluitend als overnachtingsplek beschouwen.
De volgende ochtend vertrekken we vroeg. We stellen ons oorspronkelijke plan bij om vanaf Maria di Leuca (in de hak van Italië) over te steken naar Corfu. We besluiten in een ruk door te varen. Dit betekent dat we circa 120 mijl in een dag en nacht moeten overbruggen. Overdag worden we weer verwend door bezoek van de dolfijnen. Wat zijn het toch een prachtige beesten! Je vraagt je ook af hoe het komt dat ze niet tegen de boot aan zwemmen, want ze spelen echt pal onder de boeg. In de verte zien we onweers- en regenbuien voorbij trekken. ’s Avonds trekt de wind aan en zo zeilen we de nacht in. Frederiek staat wat dubbel tegenover ’s nachts zeilen, want de Genua neemt een groot stuk van het zicht weg en in het donker voelt dat niet prettig. Ook de maan (die we wel hadden op onze overtocht van Sardinië naar Sicilië) is er niet, waardoor het erg donker is en je van ieder lichtje dat je ziet, opschrikt (Frederiek althans). Op een soort kermisboot (groot passagiersschip) en een vrachtschip na, is er gelukkig niet veel nachtverkeer. In de ochtend koersen we op de westkust van Corfu aan. We hebben een baai voor ogen die ons geschikt lijkt om te ankeren, maar … het weer zit niet mee: regenachtig en de wind staat verkeerd, waardoor er te veel deining staat. Wat meer zuidwaarts zit een haven, maar aangezien we nog geen ervaring hebben met ankeren in de laag zoals hier in Griekenland gewoon is (een anker uitgooien, naar wal varen en landvasten op de wal aantrekken), besluiten we om een ankerplek aan de noordkust te zoeken, ook omdat we daarna de oostkust van Corfu willen afzakken. Het valt tegen om een geschikte plek te vinden (te rotsachtig, te ondiep, te open naar zee etc. etc.) en ons humeur wordt op de proef gesteld, maar uiteindelijk vinden we even na het dorpje Kassiopi een heerlijk rustige en mooie baai. Na uiteindelijk 135 mijl gevaren te hebben, kunnen we uitrusten en gaan genieten van de supergroene omgeving!maandag 29 juni 2009
donderdag 25 juni 2009
Laars van Italië: Roccella Ionica
Sicilië oostkust: Etna
woensdag 24 juni 2009
Sicilië oostkust: Taormina en Giardini-Naxos
We vertrekken op zaterdag 20 juni 2009 na het ontbijt vanuit Reggio di Calabria voor een tocht van circa 22 mijl naar Taormina. We steken de Straat van Messina over en laten al snel het drukke scheepvaartverkeer achter ons. Het is een beetje heiig en windstil, dus we moeten weer op de motor varen. We doen het rustig aan. Opeens ziet Fre iets in het water bewegen: het zijn meerdere dolfijnen! We zetten de motor zacht en kijken toe hoe ze op enige afstand van de boot een spel lijken te spelen met het opjagen van een vis. Op het moment dat we de motor weer wat harder zetten, duiken ze opeens voor de boeg op en zwemmen en springen ze een poosje mee. Van zo dichtbij hebben we ze nog nooit gezien, fantastisch!
Aan het begin van de middag gaan we voor anker in de baai bij Taormina en nemen een duik in het koude water. De Ionische zee aan de oostkust is een stuk kouder dan de Tyrrheense zee aan de noordkust van Sicilië. Het is drukkend warm en we zien de wolken steeds dreigender worden. Aangezien we in een vrij open baai liggen, die minder geschikt is voor de nacht, besluiten we direct onze biezen te pakken en naar de nabij gelegen badplaats Giardini-Naxos te varen. Daar blijk je in de havenkom goed te kunnen ankeren en we liggen er meteen een stuk rustiger dan bij Taormina. Vlak daarna begint het te onweren en komt er een kleine regenbui over. Na de bui gaan we met de bijboot naar wal en wandelen we naar Taormina. Dit is een fikse wandeling, maar we krijgen een goed beeld van zowel de badplaats Giardini-Naxos (toeristisch, veel restaurantjes en winkels aan de boulevard) en Taormina. Om daar te komen, hebben we ons berg opwaarts wel in het zweet moeten werken, maar het is de moeite waard. Taormina is een levendige stad, met wat aardige straten, pleinen en leuke winkels. Op het moment dat wij daar rondliepen, wat het een grote parade van mensen op de Corso (hoofdstraat) en hebben we wel een stuk of vijf bruidsparen gezien bij verschillende kerken in de stad. Het Grieks-Romeinse theater viel wat tegen, temeer omdat ze een podium aan het opbouwen waren voor een filmfestival, waardoor je de zuilen erachter niet kon zien. Het theater bij Segeta vonden wij mooier en beter behouden gebleven. Na ook nog de hele weg terug gelopen te hebben en het inmiddels laat geworden was, hebben we onszelf beloond met verse vis in een visrestaurant. Een enerverende dag.Sicilië, oostkust: Straat van Messina
Vrijdag 19 juni 2009 vertrekken we om 10.30 uur. Dit tijdstip hebben we bewust gekozen, omdat we hebben uitgerekend dat we dan om ca.15.30 uur in de Straat van Messina, stroom mee zullen hebben. We vertrekken met windstil weer en zien onderweg vissersboten met 20 meter lange uitleggers, waar harpoeniers wachten op zwaardvissen. Naarmate we dichter bij de ingang van de ‘Stretto’ komen, trekt de wind aan. We zien kitesurfers. Arjan, die zelf verwoed kitesurfer is, vindt dat deze personen lef hebben. Eenmaal in de Stretto zien we verschillende soorten golven tegen elkaar ingaan, draaikolken en waait er een wind van 20 knopen (ongeveer 5 B). Helaas blijken we geen 5 knopen stroom mee te hebben, maar 2 knopen tegen! Een tegenvaller dus, maar evengoed zeilen we tussen het drukke scheepvaartverkeer, stug door naar onze overnachtingsplaats Reggio di Calabria. Deze plaats ligt aan de overkant van Sicilië op het vaste land (de laars) van Italië. We hebben voor deze haven gekozen, omdat de prijs van de haven van Messina exorbitant hoog zou zijn en de plaats Messina relatief nieuw is a.g.v. een aardbeving en bombardement in de Tweede wereldoorlog (en daarmee voor ons minder interessant). De havenprijs van Reggio di Calabria weten we niet, maar we verwachten dat deze lager zal zijn dan in Messina. Eenmaal in de haven (na ongeveer zeven uur varen, een trip van ca. 46 mijl) gaan we eerst diesel en water tanken. Navraag leert dat je gratis aan de kade mag liggen, wat weer een mooie meevaller is. De kade is in trek bij mensen die bootjes komen kijken en het water waarin we liggen blijkt niet zo schoon te zijn, maar dat maakt ons niet uit. Nadat Bert en Annette van de Äventyr bij ons een borrel hebben gedronken (via de marifoon hadden wij ze kunnen informeren over deze aanmeerplaats), gaan we op pad. Van vriendelijke mensen bij het tankstation hebben we gehoord dat als je voorbij de haven loopt, er aan je linkerhand een pizzeria is. We zien deze tent over het hoofd en lopen door een stuk niemandsland onder een autoweg op grote palen door. Net op het moment dat we denken dat we helemaal fout zitten, vinden we een pizzeria aan het begin van een boulevard. Weer een prima afsluiting van de dag.
Sicilië: Eolische eilanden: Vulcano, Lipari, Pantarea
Woensdag 17 juni 2009 motoren we ’s ochtends weg uit Cefalù. We gaan op weg naar de Eolische eilanden, een zevental eilanden die op ongeveer 50 mijl uit de kust liggen en waarvan we de contouren al redelijk snel vanaf het water in het vizier krijgen. ’s Middags komt er toch nog wat wind en kunnen we nog drie uur heerlijk zeilen. Onderweg zien we nog een school springende vissen (altijd leuk om leven in het water te zien). Om ongeveer 17.00 uur komen we aan op het eiland Vulcano. We gaan voor anker in een baai aan de westkust van het eiland, waar ook veel andere boten liggen. Het eiland doet z’n naam eer aan, want het ziet er inderdaad vulcanisch uit, met zelfs wat gasachtige rookpluimen hoger op de berg. Vulcano staat bekend als kuureiland en we gaan dan ook meteen op zoek naar de zwavelbaden. We volgen onze neus (de geur van rotte eieren is niet te missen!) en liggen al snel in een heerlijk warme modderpoel. Eenmaal ingesmeerd met modder zien we er op ons elegantst uit en krijgt onze huid een oppepper! Daarna de zee in om de vulcanische bronnen op te zoeken en een wandeling door het dorpje (met een redelijke supermarkt). Met een drankje bij een strandtent sluiten we deze dag af. ’s Nachts liggen we rustig, maar wel hebben de muggen uit Palermo ons gevolgd. De anti-muggenspray die we in Cefalù hebben gekocht, helpt een beetje, maar niet genoeg. We gaan daarom uitkijken naar een klamboe of materiaal om het luik mee af te dekken.
De volgende dag zeilen we naar het eiland Lipari. Het is even zoeken naar een geschikte ankerplaats, want het is niet mogelijk om even in de haven te gaan liggen. Gelukkig lukt het Erik om toch een plekje te vinden en gaan we met de bijboot naar het gelijknamige stadje Lipari. Lipari is het hoofdeiland, vandaar dat de Eolische eilanden ookwel Liparische eilanden worden genoemd. We drinken een kop koffie en bekijken een mooie barokke kerk in de bovenstad. Het is erg warm, dus we zijn dan ook blij om weer op het water te zitten. Aan het begin van de middag zeilen we door naar Panarea, het kleinst Eolische eiland. Daar gaan we voor anker en nemen we een duik in het water om op te frissen. Aangezien we het in de baai van Vulcano naar ons zin hadden, zeilen we weer terug naar Vulcano, waar we aan het begin van de avond het anker weer uitgooien. Arjan wil nog even onderzoeken of een wandeling naar een krater nog mogelijk is. Erik gaat met hem mee. Eenmaal aan het begin van de wandelroute aangekomen te zijn, besluiten de heren om voordat het donker wordt nog snel even de vulkaan op te gaan. Enigszins bedwelmd door zwavel, maar enthousiast over de mooie wandeling, komen ze vlak nadat het is donker geworden, weer terug. Frederiek heeft in de tussentijd lekker kunnen rommelen en relaxen op de boot.
Sicilië, noordkust: Cefalù
Maandag 15 juni 2009 varen we naar Palermo, omdat we daar Arjan willen ophalen. Onze Engelse buren hadden een e-mail van een bevriende boot gekregen, dat ze bij yachtclub Florio in het centrum (Cala) voor een redelijke prijs hadden kunnen liggen, dus we wagen het er maar op. Wanneer we de haven binnenvaren, zien we geen yachtclub Florio. We varen door tot het einde van de kom, maar daar is weinig leven in de brouwerij en zijn geen andere passantenboten te bekennen. We varen daarom langzaam weer terug en zien op een gegeven moment een man vanaf de kade (molo Bersagliere) wuiven dat we daar wel kunnen liggen. Hij blijkt van yachtclub Nixe te zijn en zegt goedkoper te zijn dan Florio (evengoed wel de duurste haven tot nu toe met 40 euro voor onze boot van 11,75 meter), maar we hebben het er graag voor over. We liggen op loopafstand van het station, waar Arjan makkelijk de trein naar toe kan nemen vanaf het vliegveld. We halen hem ’s avonds op en al wandelend tussen de haven en het station, zien we weer een heel ander gedeelte van Palermo dan de dag ervoor. We lopen door een soort Soho van Palermo (veel Aziatische winkels en mensen) en zien midden op een grasveld een religieus beeld dat daar wat verdwaald lijkt te staan. Arjan komt met een oude boemeltrein aan die vertraging heeft en het is leuk om hem weer te zien. Hij heeft allerlei spullen voor ons meegenomen, terwijl hij slechts één tas bij zich heeft! Eerst eten we nog gezellig een pizza en dan bekijken we onze aanwinsten: een delta schuurmachine, drop, mentos, boek (heel attent van de ouders van Erik) een wifiontvanger en … een mininoteboek dat Erik besteld had via Internet. We hebben namelijk gemerkt dat we met de grote laptop minder makkelijk uit de voeten kunnen. Het kleine laptopje kunnen we makkelijker meenemen naar bijvoorbeeld een internetcafé. Als we willen gaan slapen,krijgen we in de gaten dat de muggen het in Palermo wel heerlijk vertoeven vinden. We zijn de halve nacht op om tientallen muggen onschadelijk te maken.
De volgende ochtend gaan we niet te laat weg. Arjan heeft Palermo al eens eerder gezien en het is erg warm (boven de 30 graden C). We motorsailen (er staat helaas geen wind) oostwaarts langs de noordkust naar het stadje Cefalù. In de baai voor Cefalù gaan we voor anker. De Aventyr van Annette en Bert ligt er ook en we worden uitgenodigd voor een borrel bij hen aan boord. Na een plons in het water (het is nog steeds erg warm), varen we met de bijboot naar hen toe. Gezellig om weer bij te praten. Wat later verkennen we het stadje dat omringd wordt door een enorme muur waarvan de eeuwenoude funderingen oprijzen uit zee. Het is even zoeken naar een goed punt om vanaf de bijboot op de kade te stappen, maar het lukt toch. Cefalù blijkt een aardig stadje te zijn, met een plein waar een mooie kathedraal staat (het zou de oudste Normandische domkerk van Sicilië zijn). Op het plein bevindt zich ook een kapper, waar Erik zich door een echte Italiaanse kapper laat kortwieken! (Helaas was de batterij van onze camera op en heb ik geen foto’s hiervan kunnen maken). Arjan vindt een slager waar ze kipfilet verkopen, die we later op de boot verorberen. Weer een dag omgevlogen.
maandag 15 juni 2009
Sicilië: noordwestkust
Woensdag 10 juni 2009 zeilen we door naar San Vito lo Capo, een tocht van 18 mijl, die we binnen vier uur afleggen. Het is een warme dag, dus het is heerlijk om verkoeling in en op het water te zoeken. In de loop van de avonds draait de wind opeens en komt deze opeens uit het Noordoosten. Dit betekent dat we een onrustige nacht hebben door het schommelen en de volgende dag wat brak opstaan. De volgende ochtend gaan we in het dorp nog wat boodschappen doen en een kop koffie drinken. Het blijkt een toeristische badplaats te zijn, niet echt bijzonder, maar wel met een tennisbaan (helaas nog steeds niet kunnen tennissen)!
Na vijf nachten op zee of voor anker gelegen te hebben, willen we weer eens een haven opzoeken en hopelijk een goede nachtrust krijgen. In de volgende baai hebben we de keuze uit Terrasini of Castellammare del Golfo. Aangezien er een lekker windje staat en het heerlijk zeilweer is, steken we de baai eerst over naar Terassini. Door de verrekijker zien we dat er slechts twee zeilboten liggen en verder alleen kleine motorbootjes. We besluiten om door te zeilen en de baai in te zeilen naar Castellammare del Golfo. Aangezien deze baai groot is, betekent dit nog eens twee uur zeilen. Bij het naderen van de haven worden we tegemoetgekomen door een motorbootje, die ons naar binnen wil loodsen. Later blijkt dat er drie verschillende jachthavens naast elkaar zitten met ieder een eigen steiger, die allemaal graag passenten willen binnenhalen. Het havenkantoor stelt niet veel voor, maar ze hebben wifi , die wij helaas niet op de boot konden ontvangen, maar wel op het met riet overdekte terras wat lekker koel is. Er zijn werkzaamheden aan de gang om de pier te verlengen. Dat is zeker nodig, want de steigers liggen vrij open naar zee, waardoor wij toch weer af en toe te maken hebben met behoorlijke deining. Toch is Castellamare een goede plaats om te liggen. Het stadje is authentiek en ligt tegen een heuvel aan. Ook is het een goede uitvalsbasis om wat excursies te maken in de omgeving, wat wij dan ook gaan doen. In de haven hebben we Bert en Annet van de boot Äventyr leren kennen. Zij zijn al een jaar onderweg en het is leuk om ervaringen uit te wisselen onder het genot van een borrel. Gezamenlijk huren we een auto. Bert weet handig een lift met de autoverhuurder per speedboot terug naar onze boten te ritselen (zie foto). Zaterdagmiddag gaan we naar Segesta, waar een zuilentempel uit de vijfde eeuw voor Christus ligt en een hafrond theater. De autorit door het verlaten berglandschap geeft een goed beeld van het binnenland van Sicilië. Het is er groener dan we hadden gedacht. De tempel ligt prachtig in dit landschap. Op de weg terug rijden we langs Terrasini om de haven te bekijken. Er blijkt een braderie met het thema ‘fishmeet’ te zijn. We zien een heleboel kraampjes, maar zonder vis! Terug in Castellammare sluiten we de dag af met een heerlijke pizza.
Aangezien we de auto van 13.15 tot 13.15 uur de volgende dag hadden meegekregen, rijden we zondagochtend naar Palermo. We concentreren ons op het gebied rond de Cathedral. Erik en ik bezoeken ook het Palazzo dei Normanni en de Cappella Palatina. De kapel is volledig bedekt met goudmozaïeken van kunstenaars uit Constantinopel en stenen inlegwerk. Erik wordt bijna omvergelopen door een priester, want v lak erna sluit de kapel en vindt er een dienst plaats. Het voormalige koninklijke paleis heeft nog een politieke functie. Het regionaal bestuur van Sicilië maakt nog gebruik van de ruimtes. Sarkozy zou onlangs ook nog op een verstofte bank gezeten hebben. Wanneer we later verder wandelen door dit gedeelte van de stad, valt het ons op dat er om iedere hoek wel een oude kerk te vinden is. De stad oogt soms wat vervallen, maar het is een echte (drukke) leefstad. Zo slaan we op een plein een tafereel gaande, waar een aantal mannen ruzie maken over een auto die in de weg staat: prachtig die vurige Siciliaanse emoties! We vinden Palermo leuker dan vooraf gedacht.
Maandag 15 juni 2009 komt Arjan, een vriend van Erik, ons een weekje vergezellen. In Palermo zullen we hem opwachten. We kijken ernaar uit!
zondag 14 juni 2009
Sicilie: zuidwestkust: Trapani en Erice
Het eiland Favignana vinden wij een beetje een apart eiland. Het bestaat uit een hoge berg en een vlakke kuststrook. We zijn de groene kuststroken van Corsica en Sardinië gewend en vinden het eiland in vergelijking daarmee wat kaal aandoen. Wel is het water zo helder, dat je zelfs het anker op ongeveer 7 meter diep, goed ziet liggen. ’s Middags gaan we met de bijboot naar de kant. Behalve een duikschool en wat huizen, is daar verder niet veel te vinden. We lopen door naar een strand dat verderop ligt en daar is een strandtent waar we lekker een ijsje eten.
Dinsdag 9 juni 2009 zeilen we aan de wind naar Trapani. Onderweg zien we zoutpannen liggen tegen de heuvels aan. In de haven van Trapani kunnen we gratis aan grote mooring boeien liggen. In het Marco Poloboekje staat dat je met een kabelbaan naar een oud middeleeuws dorp boven op de berg bij Trapani kunt gaan en diezelfde middag nog gaan we op pad. Aangezien we niet precies weten hoe we bij de kabelbaan kunnen komen, maar wel de berg zien liggen, besluiten we te gaan lopen. Dat betekent eerst de stad Trapani door, dat op een soort langgerekte landtong ligt en daarna alsmaar rechtdoor. Een wandeling van ruim een uur in de brandende zon, maar eenmaal in de kabelbaan, vinden we alleen al het uitzicht de moeite waard! Het middeleeuwse dorpje Erice vinden we heel aardig, maar wel wat toeristisch. Het hele dorp is opgeknapt en je kunt een soort monumentenroute volgen. Ook is er een kasteel met mooie uitzichtpunten. Op de terugweg naar de boot (we nemen nu wel bus 21), zijn we een tikje onrustig. We hebben de bijboot op een plaats moeten leggen, die redelijk publiek is en waar verder geen toezicht is. Misschien dat de vooroordelen over Siciliaanse praktijken ons onbewust parten spelen … We rennen op een gegeven moment bijna door de straten van Trapani. Onderweg komen we nog bruiloftsgasten in de Corso (hoofdstraat) tegen en piepkleine winkeltjes die waren verkopen waarvan we denken ‘Hoe kunnen ze ervan leven?’, zoals bijvoorbeeld van gasflessen. Gelukkig ligt de bijboot nog rustig op ons te wachten en brengt deze ons veilig terug naar onze Intermezzo.Oversteek Sardinie naar Sicilië
Op grond van de weerberichten op internet (o.a. www.lamma.rete.toscane.it, een goede site voor heel Italie, die Erik van onze Italiaanse buurman in Santa Maria Navarrese getipt had gekregen) besluiten we om op zondag 7 juni 2009 naar Sicilië te varen. Het voorspellen van wat met name de wind doet, vinden we nog steeds lastig. Soms blijkt de wind opeens te draaien en uit een andere richting vandaan te komen dan is voorspeld. Heel vervelend als je voor anker ligt of een oversteek wil maken! Soms kan er weinig wind staan, maar zijn er wel hele hoge golven. Die komen dan ergens ver weg vandaan. Het blijft dus vaak een beetje gissen en hopen dat we de goede keuzes maken.
We willen de oversteek maken vanuit het ons bekende Villasimius. Dit scheelt ons namelijk weer ongeveer drie uur varen. De zaterdagmiddag ervoor zeilen we dan ook van Cagliari naar Villasimius. Zo heerlijk als de heentocht naar Cagliairi ging, zo onstuimig was de tocht terug naar Villasimius. Toen we de haven van Cagliari uitvoeren stond er geen wind, maar al snel was het windkracht 6 tot 7. De 20 mijl die we aan de wind moesten afleggen, waren minder prettig vanwege hoge golven en veel deining. Van een van onze lezers kregen we de vraag of we soms geen last van zeeziekte hebben. We mogen ons gelukkig prijzen dat we daar nog geen last van hebben gehad. Meestal hoeven we geen maatregelen te treffen, maar in een Duits artikel dat de vader van Erik ons had gegeven, stond dat vitamine C goed zou helpen tegen zeeziekte. In Saint Tropez hadden we dan ook een pot met vitamine C pillen van 1000 mg gekocht. We hebben bij twee onstuimige zeiltochten voor de zekerheid een vitamine C pil ingenomen. Ook hebben we reisbandjes bij ons die je om je pols kunt doen en waarbij een drukpunt de verstoring van je evenwichtsorgaan tegengaat. Alleen Frederiek heeft die een enkele keer voor de zekerheid omgedaan. Tot slot hebben we nog de reispilletjes van Primatour bij ons. Deze hebben we voor het eerst gebruikt tijdens de oversteek naar Sicilië omdat de zee toen erg onrustig was. Toen we die zaterdagnamiddag in de baai van Villasimius lagen, zagen we dat op een Duitste charterboot die ook uit Cagliari was komen zeilen, de sporen van zeekziekte weggeboend moesten worden…
Na een onrustige nacht (veel deining), vertrokken we de volgende ochtend om 9.00 uur (na eerst nog diesel getankt te hebben en brood gehaald te hebben: allemaal open op zondag vanaf 8.00 uur, ideaal!) voor een tocht van ruim 150 mijl. De wind komt half en schuin van achteren, met een kracht van 4 a 5 Beaufort, wat gunstig is omdat je dan ongemerkt al snel 6, 7 en soms 8 knopen kunt varen. De golven zijn best pittig met drie meter, maar de boot kan dat wel hebben en wij ook! We hoeven pas om 21.00 uur de motor aan te zetten, omdat de wind dan wegvalt en we hebben dan al heel wat mijlen gemaakt. Overdag is het half bewolkt en hebben we zelfs een paar spetters regen, maar we knappen op van de frisse wind. Ook kunnen we overdag wat dommelen waardoor we de slechte nachtrust van de avond ervoor kunnen compenseren. Ook ’s nachts gaat het wachtlopen goed: we wisselen elkaar om de twee uur af. Erik ziet ’s ochtends vroeg zowaar een schildpad (Fre was helaas net te laat). Tijdens de overtocht zitten we te dubben of we naar Marsala of Trapani zullen varen (dit zijn plaatsen aan de zuidwestkust van Sicilië). Kijkende op de kaart lijkt het ons toch relaxter om van de oversteek bij te komen bij een eilandengroep voor de zuidwestkust van Sicilië (wat de oversteek ook nog een paar mijl korter maakt!), namelijk de Egadi eilanden. Om 9.00 uur, na precies 24 uur varen, gaan we dan ook voor anker aan de zuidkust van het eiland Favignana bij het gehucht Acqua. We zijn blij dat we deze oversteek weer voorspoedig volbracht hebben!
zaterdag 6 juni 2009
Zuidkust Sardinië: Cagliari
Donderdag 4 juni 2009 vertrekken we om 11.00 uur (na eerst nog even gezwommen te hebben) vanuit Villasimius richting Cagliari. Het wordt een heerlijke zeiltocht omdat we aan de wind kunnen varen met snelheid van ca. 6,5 knopen. Zoals we eerder ook hebben geschreven, vindt de boot het zo lekker om aan de wind te varen, dat hij soms de stuurautomaat eraf gooit en zelf gaat varen (hij staat dan in zijn ‘standby’). We begrijpen nog niet helemaal waarom hij dit doet, maar hij houdt dan wel de koers goed vast (omdat hij dan geheel in balans is), dus we laten het maar zo (scheelt weer ampères uit de accu’s die de stuurautomaat verbruikt). We hebben wel gemerkt dat hij dit alleen doet bij het aan de wind varen bij ca. 15 knopen wind. Als de wind anders staat of als er meer of minder wind is, dan blijft hij wel op de stuurautomaat varen. Om circa 14.30 uur naderen we Cagliari, de hoofdstad van Sardinië. Cagliari heeft meerdere havens en we weten niet precies welke haven passanten toelaat (de gids is hierover niet duidelijk of misschien is mijn Italiaans te ontoereikend!). We gokken op Marina di Bonaria, maar bij het naderen daarvan, zien we weinig leven in de brouwerij. Opeens zien we een man bij een aantal punttenten gebaren dat we de rechterkant op moeten varen. Daar liggen inderdaad meer buitenlandse boten. Er komt zelfs iemand in een dinghy naar ons toevaren om te wijzen waar we kunnen aanmeren en hij helpt ons daarbij. We blijken in Marina del sole terecht te zijn gekomen. Een jachthaven die een beetje clubhuisachtige sfeer uitstraalt. Er ligt een allegaartje van boten. Veel buitenlandse boten liggen hier al jaren (zijn hier blijven ‘hangen’). In de punttenten blijkt zich een soort clubhuis te bevinden, waar een Engelse man ons het een en ander uitlegt. Een Duitse man geeft ons meteen een lift met de auto naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Het gaat hier allemaal heel relaxt toe. Inschrijven? Niet nodig. Betalen? Komt later wel. Later meert ook de Franse zeilboot die ook met ons voor anker lag in Villasimius aan. Erik dacht dat dit een Trintella (klassiek Nederlands zeiljacht) was, maar ’s avonds raken we op de steiger in gesprek met hen. Het blijkt een Victory te zijn uit 1971, wel door Van der Stadt ontworpen. We staan overigens ’s avonds op de steiger omdat we bij het terugkomen uit de stad (om een uur of 22.00 uur), een enorm geplons horen in het water. Met zaklantaarns proberen wij en later ook de Fransman die samen met een Grieks echtpaar op de boot zit, de herrieschoppers te vinden. Erik ziet een school van een tiental hele grote vissen voorbij schieten. Volgens de Fransman is dit mul. De eitjes van deze beesten zijn in Sardinië een delicatesse.
Cagliari, wat vinden we ervan? Als we in de namiddag op pad gaan, overweldigt ons de stad ons een beetje en komt het in eerste instantie armoedig op ons over. De haven ligt enigszins buiten het centrum en het kan zijn dat onze aanlooproute richting de stad niet ideaal is. We moeten twee drukke wegen met veel autoverkeer oversteken. In de Basilica Santuario di Bonaria (een grote witte kerk op een heuvel even buiten het centrum en waar we het eerst langskomen), vindt net een kerkdienst plaats, dus we gaan niet naar binnen en lopen door richting de oude stad. Via stijle, witmarmeren trappen kom je bij een plein boven in Il Castello (de oude stad) en kun je over de rest van de stad uitkijken. Er bleek een soort promotiestunt voor de partij van Berlusconi aan de gang te zijn, maar slechts een handvol mensen had hiervoor interesse. Is het tijdperk Berlusconi voorbij? In de dom (Cattedrale di Santa Maria) gaan we wel naar binnen (veel marmer) en worden bijna opgesloten (de kerk sluit om 20.00 uur). We proberen een route te volgen uit een ANWB-boekje, maar raken de draad een beetje kwijt en lopen door een nauw straatje dat indruk maakt op Erik en waar ook nog auto’s mogen rijden (buik inhouden bij passeren!), weer terug. Teruglopend naar de haven willen we een hapje eten, maar er zijn weinig restaurants te vinden. Uiteindelijk vinden we als we bijna weer bij de haven zijn een pizzeria die een soort Amerikaanse formule hanteert: snel en goedkoop en dan ook een stuk minder lekker dan de pizza die we in Olbia aten. De volgende dag staat de wind niet goed en besluiten we nog een dagje te blijven. We gaan opnieuw de stad in en merken dat we al een stuk relaxter rondlopen in de drukte. Allereerst gaan we naar een bootwinkel om een urenteller voor de motor te kopen. Het personeel spreekt geen Engels, Duits of Frans, maar gelukkig is er een andere klant die kan vertalen wat we nodig hebben. Ze hebben de urenteller op voorraad! Daarna lopen we richting een andere haven die meer centraal ligt. We willen onderzoeken of daar misschien, net zoals in OIbia, een kade is, waar je aan kan liggen. We zien wel iets van een kade en een privéjachtclub, maar daar staat ook een groot bord dat ‘berthing’ (= Engelse woord voor aanmeren; ik blijf dit een raar woord vinden), verboden is. Deze haven grenst aan de Viale Roma, een drukke autoweg, maar parallel daaraan bevindt zich een passage die wat meer internationaal georiënteerd is: hotels, winkels, leuke koffietentjes, kiosken met zelfs de Volkskrant van 1 dag oud (die we dan ook meteen kopen). Na een kop koffie lopen we via de straat Largo Carlo Felice de stad in naar boven. In deze straat staan mooie paars kleurende bomen, waarvan wij de naam niet kennen (waarschijnlijk tot verdriet van de moeder van Frederiek, die het zeker zou hebben geweten!) Het valt ons op dat er veel Afrikanen met handelswaar lopen te leuren, alhoewel ze dit niet agressief doen. We vragen ons af hoe ze daar van kunnen leven. Nu we de stad vanaf de andere kant zijn binnengelopen, vinden we Cagliari opeens veel interessanter en plezieriger aandoen. Misschien ook omdat we de weg beter kennen. We kunnen ook de vervallen kant van Cagliari meer waarderen: veel details van de huizen zijn in oorspronkelijke (eeuwenoude) staat. We zijn dan ook blij dat we nog een dagje gebleven zijn. Eenmaal terug op de boot monteert Erik meteen de urenteller op de stuurstand: alsof deze er altijd gezeten heeft! Frederiek werkt in de kuip het reisverslag bij. Kortom: we hebben een fijne dag in Cagliari.
Zuidoostkust Sardinië: Villasimius
Oostkust Sardinië: vervolg Santa Maria Navarrese
Allereerst willen we via deze weg iedereen bedanken die tot op heden heeft gereageerd op ons weblog. Het is leuk om te horen dat jullie met ons meeleven! Van een aantal hebben we via e-mail vernomen dat ze hun reactie niet op het weblog konden terugvinden. Zodra we weer eens fatsoenlijk kunnen internetten, zullen we kijken of we hieraan nog iets kunnen doen. Hier in Sardinië vallen de internetmogelijkheden ons erg tegen. In de havens die wij tot nu toe hebben bezocht, hebben ze (nog) geen wifi. In Santa Maria Navarrese hadden ze een isdn-verbinding in het havenkantoor, maar zeiden ze in afwachting te zijn op een adsl-verbinding. Internetcafés zijn er ook nauwelijks te vinden. We hebben nu de truc bedacht om voor de wat modernere cafés even via het internet op de mobiel van Erik, te checken of er gratis te internetten valt op het netwerk van het betreffende café. In het café in de haven van Villasimius werkte dat niet, maar in Cagliari, voor het restaurant van 2 Amici, werkte dat wel. We konden toen snel even e-mail ophalen! Verder kan Erik internetten via zijn mobiel (Nederlandse provider), maar dat is erg duur. We plaatsen op deze manier soms wel alvast de reisverslagen op ons weblog, maar kunnen er dan niet de foto’s bij plaatsen. Die volgen dan later op het moment dat we wel wifi hebben.
Dit even terzijde, terug naar het reisverslag. We zijn inderdaad een aantal dagen in Santa Maria Navarrese, wat in het midden van Sardinië ligt, gebleven. Het dorpje zelf heeft geen toeristische ‘attracties’, maar het is een heel prettig dorp om te verblijven. Zo heeft het een café (Algustario) waar je heerlijk koffie kunt drinken en ijs kunt eten, terwijl je het dagelijkse leven op een plein kunt aanschouwen. Verder heeft het twee supermarkten, een toeristisch winkeltje en een strandkledingswinkel, waar Erik twee nieuwe zwembroeken heeft gekocht, volgens de laatste Italiaanse mode natuurlijk (stukken goedkoper dan in Nederland)! Aanvankelijk wilden we een auto huren om de omgeving te verkennen, maar het brengen en halen van de auto naar en van de haven, bleek ook nog kosten met zich mee te brengen, waardoor het een te dure grap werd. Daarom besloten we de vouwfietsen maar weer eens tevoorschijn te halen. Altijd wel een heel gedoe (uit de bakskisten halen, uit de tassen halen, van boord tillen, op de steiger (met enige moeite) in elkaar zetten), maar … dan heb je ook wat! Er zou een 3-daags festival in het ca. 8 km verderop gelegen bergdorp Baunei zijn (dit is de gemeente waaronder Santa Maria Navarrese valt). We besloten om daar naar toe te fietsen. Nou ja, het werd eerder fietslopen, want het stijgingspercentage was wel heel erg pittig! We werden door mensen in passerende auto’s meewarig aangekeken. Passerende wielrenners die aan het afdalen waren, groeten ons juist met bewondering (toevallig waren we toen aan het fietsen in de eerste versnelling). Na twee uur ploeteren in de brandende zon (een goede workout!), in een heel mooi berglandschap, fietsten we het dorp in. Het bleek nogal een deceptie te zijn. Er waren weinig mensen op straat, laat staan dat er iets van festiviteiten te bekennen was. In het eerste beste café dat we tegenkwamen, werden we niet hartelijk ontvangen, maar konden we wel voor een spotprijsje wat drinken (koffie, fris etc. is erg goedkoop in Sardinië). Het dorp zelf bestond uit één hoofdstraat en bergopwaarts nog een straat, maar dat was allemaal niet erg uitnodigend. Wel hebben we op het terras van het bikerscafé (er waren inderdaad erg veel motorrijders die we tegenkwamen), dat een ‘panoramic view’ had, nog een drankje gedronken. Vervolgens zijn we de bergen weer afgescheurd (Fre met de handremmen half ingeknepen, doodeng) en waren we blij dat we ons vertrouwde Santa Maria na 20 minuten weer binnenreden.
Daarna volgden twee dagen met regenachtig weer, dus kon er weer eens geklust worden. Erik bedacht een oplossing voor het uitzetten en daardoor lekken van de watertank vóór als deze vol zat. Hiervoor had hij hout nodig en ook voor het klemvast zetten van de accu’s. We hebben daarvoor ‘avondwandelingen’ op het terrein van de haven gemaakt. Er wordt namelijk altijd wel gewerkt aan boten en waar gewerkt wordt, worden ook dingen weggegooid (hele interieurs en uiteenlopende onderdelen van boten kun je terugvinden als afval en zijn prima te recyclen). Met drie hardhouten balkjes heeft Erik de klussen geklaard! Tussen de buien door hebben we een strandwandeling gemaakt in het aangrenzende Tancau (ja, op de fiets ernaar toe). Verder hebben we lekker gelezen en af en toe een dvd-tje gekeken.